Publicatiedatum: 25–03–2003 Oorsprong: Zwitserland
Drijf-, herders-, waak- en huis en hofhond. Heden ten dage ook als allround arbeids- en familiehond
Groep 2: Pinschers en Schnauzers, Molossers, Zwitserse Sennenhonden en andere rassen
Sectie 3: Zwitserse Sennenhonden zonder werkproef
Driekleurige, middelgrote, vrijwel vierkant gebouwde, met in alle opzichten harmonische verhoudingen, krachtig gespierde en levendige hond met een humoristische expressie
Schofthoogte reuen | 52 – 56 cm | getolereerd 50 – 58 cm | eerder gedrongen dan te lang |
Schofthoogte teven | 50 – 54 cm | getolereerd 48 – 56 cm | |
Schofthoogte : Romplengte 9 : 10 | |||
Lengte van de snuit : Lengte van de bovenschedel 4 : 5 |
Reuen 30 tot 32 kg
Teven 25 tot 28 kg
Levendig, temperamentvol, zelfverzekerd en zonder angst. Iets wantrouwend t.o.v. onbekenden, een onomkoopbare waker, opgewekt en leergierig.
In afmeting harmonisch in verhouding tot het lichaam. Iets wigvormig.
Bovenschedel: Tamelijk vlak, op zijn breedst tussen de oren, naar de snuit toe gelijkmatig toelopend. Zeer weinig ontwikkelde jachtknobbel. Voorhoofdsgroeve weinig ontwikkeld.
Stop: weinig geprononceerd.
Neus: Bij een zwarte hond zwart, bij een havannabruine hond bruin (liefst donker)
Voorsnuit: Middelmatig krachtig, gelijkmatig toelopend met een krachtige onderkaak, rechte neusrug.
Lippen: Droog en gesloten, bij de zwarte hond zwart, bij de havannabruine hond bruin, ( liefst zo donker mogelijk) gekleurd. De mondhoek gesloten.
Gebit: Een krachtig, volledig en regelmatig schaargebit; tanggebit wordt getolereerd. Eén ontbrekende of dubbele P1 ( Premolaar 1) en het ontbreken van de M3 ( Molaar 3) wordt getolereerd.
Bakken: Nauwelijks ontwikkeld.
Ogen: Tamelijk klein, amandelvormig, niet uitpuilend, iets schuin geplaatst t.o.v. de neus, met een levendige uitdrukking. Kleur bij de zwarte hond donkerbruin, bij de havannabruine hond bruin (liefst zo donker mogelijk) van kleur.
Oogleden: De oogleden goed aansluitend, bij de zwarte hond zwart, bij de havannabruine hond bruin (liefst zo donker mogelijk) van kleur.
Oren: Vrij hoog en breed aangezet, hangend, driehoekig en aan de punt licht afgerond, bij rust aangesloten tegen het hoofd hangend gedragen. Bij attentie bij de aanzet opgetrokken en naar voren gedraaid, zodat van voren bezien het gehele hoofd tezamen met de oren een duidelijke driehoek lijkt.
Eerder kort, krachtig en droog.
Krachtig en compact.
Rug: Matig van lengte, vast en recht
Lendenen: Kort en goed bespierd.
Kruis: Relatief kort, vlak doorlopend in het verlengde van de rug.
Borst: Breed, diep, tot aan de ellebogen reikend met een duidelijke voorborst. Het borstbeen moet voldoende ver naar achteren reiken. De ribbenkast met een rond-ovale doorsnede.
Slechts een weinig opgetrokken.
Hoog aangezet, krachtig, van gemiddelde lengte, dicht behaard met iets langere beharing aan de onderzijde. Bij het gaan dicht boven het kruis en iets zijwaarts of in de midden opgerold gedragen. Bij niet in beweging zijnde honden wordt een andere staartdracht getolereerd.
Een krachtige droge bouw van de botten.
Algemeen: goed bespierd, stand van voren gezien recht en evenwijdig, niet te nauw.
Schouders: schouderblad lang en schuin liggend.
Bovenarm: even lang als of iets korter dan het schouderblad. De hoek met het schouderblad is niet te stomp.
Ellebogen: goed aanliggend.
Onderarm: recht en droog.
Middelvoet: van voren gezien een rechtlijnige verlenging van de onderarm, van opzij gezien iets gehoekt.
Algemeen: goed bespierd. Stand van achteren gezien recht en evenwijdig, niet te nauw. De rastypische hoekingen veroorzaken een relatief steile achterhand.
Bovenbeen: vrij lang, met het heupbeen vormt het een relatief kleine hoek
Kniegewricht: tamelijk open.
Onderbeen: ongeveer even lang als of slechts iets korter dan het bovenbeen. Droog en goed bespierd.
Spronggewricht: tamelijk hoog geplaatst.
Middelvoet: Loodrecht en evenwijdig gesteld, iets langer dan de voorste middelvoet, noch naar binnen, noch naar buiten draaiend. De wolfsklauwen moeten verwijderd zijn, met uitzondering in landen waar een operatieve verwijdering van de wolfsklauwen verboden is.
Voeten: Kort, met gewelfde en aaneengesloten tenen en krachtige nagels.
Met een krachtige stuwing en ruim uitgrijpend. In draf, van voren en achteren gezien, een rechtlijnige beweging van de ledematen.
Stokhaar, stevig en vlak aanliggend. Dekhaar dicht en glanzend. De onderwol is zwart, bruin of grijs. Door de bovenbeharing doorschijnen van de onderwol is ongewenst. Licht golvend haar wordt alleen op de schoft en de rug getolereerd, doch is niet gewenst.
Zwarte of havannabruine grondkleur met roestbruine en witte, zoveel mogelijk symmetrische, aftekeningen. Kleine bruin-rode vlekken boven de ogen mogen niet ontbreken. Bruin-rode aftekeningen aan de wangen, aan de borst (links en rechts in de buurt van het schouder- bovenarmgewricht) en aan de benen, waarbij het bruin-rood altijd tussen het zwart, resp. het havannabruin en het wit moet liggen.
Witte aftekeningen:
Elke afwijking t.o.v. de standaard betreffende de onderstaande punten moet als een fout gezien worden waarvan de beoordeling afhangt van de grootte van de afwijking.
N.B. De reuen moeten over twee duidelijk normaal ontwikkelde testikels beschikken, welke zich volledig in het scrotum bevinden.